login »
19 januari 2016

Strafrechtelijke recidive bij plegers van huiselijk geweld

De recidive van plegers van huiselijk geweld is tussen 2007 en 2011 afgenomen van 37,2 tot 33,2 procent. Dat blijkt uit dit onderzoek van het WODC. De uithuisplaatsing van plegers heeft in die periode opmerkelijk genoeg niet geleid tot lagere recidive ten opzichte van de controlegroep.

Beschrijving

Plegers die een tijdelijk huisverbod kregen opgelegd kwamen wel veel vaker in een traject van hulpverlening terecht dan de plegers in de controlegroep. In verreweg de meeste gevallen werden de uithuisgeplaatsten alsnog strafrechtelijk vervolgd. Mogelijk heeft die vervolging het zorgtraject en de hulpverlening in de weg gezeten, waardoor een effect op de latere recidive is uitgebleven.

Verder speelt een rol dat de huisverboden veelal zijn ingezet bij daders met een rijk strafrechtelijk verleden. Dat is, zo stellen de onderzoekers, misschien niet de groep waarbij een effect op de latere recidive mag worden verwacht. Eerder onderzoek onder dezelfde groepen wees overigens wel een verschil uit ten gunste van het huisverbod.

Jaarlijks worden 6.000 tot 8.000 personen vervolgd vanwege het plegen van huiselijk geweld. De meerderheid van de strafzaken handelen om ‘eenvoudige mishandeling’ (68%-73%), gevolgd door bedreiging (17%-19%). Psychisch geweld kwam met 2 procent zeer weinig voor in de registratie van justitie en ook de prevalentie van seksueel geweld lijkt laag.

Meer dan negen van de tien daders zijn van het mannelijk geslacht. Ze zijn gemiddeld 35 jaar oud. Ruim 70 procent van de daders is voorafgaand aan de uitgangszaak al eerder met justitie in aanraking geweest. Gemiddeld had men al vijf eerdere justitiecontacten, het eerste vond plaats rond het 25e levensjaar. Onevenredig veel zaken deden zich voor in de arrondissementen Den Haag, Amsterdam en Rotterdam. De meest voorkomende afdoening was een werkstraf.

Organisatie

WODC

Downloads